Bij het stoplicht werd ik aangesproken door een Nederlander van zeg maar Noordafrikaanse of Oostgriekse komaf. In die wijk, lastig. De toon veroordelend, bestraffend zelfs.
Hij was diep teleurgesteld in mij, zoveel begreep ik zelfs door de muziek van mijn oordopjes heen.
Het bleef rood, dus dan ga je het gesprek aan.
Bagagedrager vergaan, de spatborden van ducttape aan elkaar hangend en ik had geen licht (in my defense: op dat moment was het nog niet donker genoeg, het zat nog in m’n tas).
Dat ik nog vooruit kon op dat barrel wat doorgaat voor mijn fiets. Deze fietsenmaker was hoogst verbaasd dat een fiets van zeker 20 jaar in mijn ogen precies ‘diefstalproof’ genoeg is om de afweging persoonlijke veiligheid versus rijgemak positief te laten uitslaan. Ik moest vooral langskomen voor een reparatiebeurt.